Katholieke Arbeiderspartij

Uit encyclopedie van zeeland
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Katholieke Arbeiderspartij ( KAP )

De Katholieke Arbeiderspartij bestond kortdurend in 1954 en behaalde bij de verkiezingen voor de Provinciale Staten van dat jaar 2.216 stemmen oftewel anderhalf procent van de in Zeeland uitgebrachte stemmen – te weinig voor een zetel in de Staten. De partij ontstond uit onvrede onder de rooms-katholieke arbeiders over de mate waarin zij in de reguliere Katholieke Volkspartij (KVP), die nog beheerst werd door de maatschappelijke elite, vertegenwoordigd waren.

KAB

In 1946 vond de Zeeuwse KVP, die blijkbaar een groot verlies aan de PvdA vreesde, het nodig de arbeidersbevolking aan zich te binden door vertegenwoordigers van de Katholieke Arbeidersbeweging (KAB) in de Statenfractie op te nemen: P. Raas uit ‘s Heerenhoek en F. Schets uit Vlissingen. De fractie was echter onevenwichtig samengesteld wat betreft de afkomst van de leden naar regio. Vijf van de negen woonden benoorden de Westerschelde waar maar dertig procent van de KVP-stemmen vandaan kwam. Toen in 1950 een professionele bondsbestuurder van de KAB in de Statenfractie plaats nam – ook in de PvdA-fractie zat steeds een bondsbestuurder – mochten zowel Schets als Raas niet meer terugkeren in de KVP-fractie. Mogelijk liet men Raas niet terugkeren omdat hij teveel voor (alleen) het arbeidersbelang opkwam in de Statenvergaderingen. De Zeeuws-Vlamingen kregen nu zes Statenzetels, de Zuid-Bevelanders werden vertegenwoordigd door de kleine boer C. Verdonk uit ‘s Heerenhoek en de bondsbestuurder uit Goes. Toen de laatste in 1952 echter de KVP-fractie verliet, werd zijn plaats ingenomen door een boer uit Absdale in Zeeuws-Vlaanderen.

Oprichting KAP

Voor de KAB-ers betekende dit een vermindering van hun invloed en toen in 1954 niet Schets maar een andere KVP-er uit Vlissingen op een verkiesbare plaats werd gezet, richtte een deel van hen de Katholieke Arbeiderspartij op met Schets en Raas als kandidaten. De partij verwachtte bij de Statenverkiezingen ten minste één zetel te halen. In ‘s Heerenhoek, waar de populaire Raas wethouder was, haalde zij maar liefst 37% van de uitgebrachte stemmen. Ook in Hoofdplaat, waar de KAB een grote fractie in de gemeenteraad had en met J.C. Blaakman ook steeds een wethouder, was 36% van de stemmen voor de KAP. Vlissingen leverde bijna 500 stemmen, Ovezande meer dan 100, Heinkenszand en Kwadendamme samen ook nog eens 100, Kruiningen 113. In totaal haalde de KAP 2.216 stemmen, te weinig voor een Statenzetel. Dat kwam doordat de grote groep katholieke arbeiders in Oost Zeeuws-Vlaanderen, toch niet direct trouwe KVP-stemmers, haar amper gesteund had. Nog geen 15% van de stemmen kwam uit dit volledig rooms-katholieke gebied. Op de KVP-lijst stond dan ook, anders dan in 1946 en 1950, toen velen op de regionale vrije lijst-Blommaert hadden gestemd, een bekende KAB-er uit de streek: E.J. van Ruymbeke uit Nieuw-Namen. Daarentegen zou een stem op de Katholieke Arbeiderspartij zeker geen zetel voor een streekgenoot opleveren en de Oost Zeeuws-Vlamingen verweten de KAB-ers van boven de Schelde misschien dat ze in 1946 en 1950 niet of nauwelijks ‘hun’ Blommaert gesteund hadden. De KAP dreef dus teveel op enkele kleine regio’s en het experiment werd niet herhaald. Het overgrote deel van de stemmen vloeide in 1958 terug naar de KVP.

Auteur

-Jan Zwemer, 2012

Literatuur

-J.P. Zwemer, ‘De Zeeuwse Stembus’, in: J.P. Zwemer (red.), Zeeland 1950-1965 (Vlissingen, 2005) 473-506, aldaar 499-500.