Deltawerken

Uit encyclopedie van zeeland
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
De bouw van de Oosterscheldekering. Foto: J.G. Voerman, 1985. Bron: ZB/Beeldbank Zeeland, rec.nr. 187514

De Deltawerken zijn een verdedigingssysteem, in Nederland, ter bescherming tegen hoogwater van de zee van met name de provincies Zeeland, zuidelijk Zuid-Holland en Noord-Brabant. Aan de Deltawerken is decennialang gebouwd. Het project werd compleet verklaard na oplevering van de Oosterscheldekering (1986), de Maeslantkering (in 1997) en na de afronding van de verhoging van alle dijken tot deltahoogte (de Harlingse Keerdam, in augustus 2010). Met name de Oosterscheldekering en de Maeslantkering, trekken nog steeds internationaal veel aandacht. De Deltawerken zijn door de American Society of Civil Engineers tot een van de zeven moderne wereldwonderen verklaard.

Geschiedenis

Aanleiding

Zeeland en de Zuidhollandse Eilanden kennen een eeuwenlange geschiedenis van overstromingen, dijkdoorbraken en zogeheten "verdronken land". Reeds voor de Tweede Wereldoorlog was in meerdere studies geconcludeerd dat de dijken langs de Nederlandse zeearmen nog steeds veel te laag waren. Naar aanleiding daarvan presenteerde Johan van Veen, ingenieur bij Rijkswaterstaat, in 1942 zijn 'Verlandingsplan' voor het Delta-gebied. De watersnoodramp van 1953 gaf de doorslag voor de aanname van een plan om de kustlijn met ongeveer 700 kilometer te verkorten door het aanleggen van gesloten en doorlaatbare dammen tussen de Zuid-Hollandse en Zeeuwse eilanden.

Deltaplan

Al enkele dagen na de Watersnoodramp in 1953 werd gewezen op de noodzaak van een planmatige aanpak om voortaan dergelijke overstromingen zoveel mogelijk te voorkomen. Eerst werd de aanleg van terpen geopperd. Overigens was ook voor de Watersnoodramp hier al op gewezen door de Stormvloedcommissie (1940). Door de oorlog is niets gedaan met dit rapport. Ook na de oorlog lag de politieke prioriteit bij de wederopbouw, en gebeurde er niets aan de waterkeringen. In de loop van 1952 kreeg de studiedienst van Johan van Veen opdracht om een plan uit te werken. Dit plan verscheen op 20 januari 1953.

Op 21 februari 1953, twintig dagen na de watersnoodramp, installeerde Jacob Algera, toenmalig minister van Verkeer en Waterstaat, de Deltacommissie onder leiding van A.G. Maris, directeur-generaal van Rijkswaterstaat en met Johan van Veen als secretaris.

Deze commissie kreeg de opdracht om met plannen op tafel te komen die een dergelijke ramp in de toekomst zou moeten voorkomen. In ieder geval stond men voor twee keuzes: óf het verhogen en versterken van ruim duizend kilometer dijklengte, óf het afsluiten van enkele zeegaten waardoor de door stormvloeden bedreigde kustlijn zou worden verkort. Het enige vereiste betrof een deel van het plan, namelijk dat de Westerschelde en de Rotterdamse Waterweg open moesten blijven om een goede bereikbaarheid van de havens van Antwerpen, Gent en Rotterdam te waarborgen.

Tussen mei 1953 en oktober 1955 kwam de Deltacommissie met een vijftal adviezen:

  • De Schouwense Dijk op Schouwen-Duiveland zou tot 5 meter boven NAP moeten worden opgehoogd, in tegenstelling tot de eerder bedoelde 3,5 meter. Deze dijk lag te kwetsbaar ten opzichte van de stormrichting en zou daarom volgens de Commissie in noodsituaties moeten kunnen fungeren als hoofdwaterkering.
  • Afsluiting van de Hollandse IJssel bleek noodzakelijk omdat de IJsseldijken zouden kunnen doorbreken, waardoor een woon- en industriegebied met ruim 1,5 miljoen mensen gevaar zou lopen. De Deltacommissie gaf de voorkeur aan een stormvloedkering: het verzwaren van dijken kostte meer geld, en de bouw van een dergelijke kering zou sneller gaan. Een jaar na dit tweede advies uit 1953 werd begonnen met de bouw van deze Hollandse IJsselkering. De kering werd aangelegd bij Krimpen aan den IJssel.
  • Begin 1954 adviseerde de Commissie enkele zeegaten af te sluiten om de veiligheid in Zuidwest-Nederland te vergroten. Het verstevigen van de bestaande dijken was al niet meer aan de orde: een afsluiting scheen zowel in technisch als in economisch opzicht uitvoerbaar. Het plan voorzag in de afsluiting van de volgende zeegaten (van noord naar zuid): Haringvliet, Brouwershavense Gat, Oosterschelde en Veerse Gat. Verder waren er plannen voor enkele afsluitingen die oostelijker waren gesitueerd: Volkerak, Grevelingen en Zandkreek. De zeewerende dijken in Zeeland werden met dit plan teruggebracht van 700 kilometer tot circa 80 kilometer. Het zoute water zou echter veranderen in zoet water, waardoor de visserij nadelen van dit plan zou ondervinden. Wel zouden er mogelijkheden voor recreatie in het gebied ontstaan en zou de land- en tuinbouwsector zoet water tot zijn beschikking krijgen.
  • Afsluiting Veerse Gat en Zandkreek (ook: Drie Eilandenplan). Op deze manier zouden Noord- en Zuid-Beveland en Walcheren met elkaar verbonden worden. Men zag de Veerse Gatdam als voorbereiding op de grotere afsluitingen die nog te wachten stonden. Vandaar dat erop aangedrongen werd daar snel mee te beginnen. De ervaring die met de bouw van deze dam zou worden opgedaan, zou dan vervolgens gebruikt kunnen worden voor de overige afsluitingen.
  • Het laatste advies omvatte een reeks van voor- en nadelen, de beraamde kosten en een samenvatting van het Deltaplan. Men dacht het plan binnen 25 jaar te kunnen uitvoeren en er zou een bedrag van 1,5 tot 2 miljard gulden mee gemoeid zijn, omgerekend naar 2024 is dat 5,6 tot 7,4 miljard euro.
De bouw van de Oosterscheldekering. Foto: J.G. Voerman, 1985. Bron: ZB/Beeldbank Zeeland, rec.nr. 187514

Nadat de Commissie in oktober 1955 het laatste advies had gegeven, diende ze op 16 november van datzelfde jaar een ontwerp van de Deltawet in bij de Tweede Kamer. Op 5 november 1957 aanvaardde de Tweede Kamer het wetsvoorstel, de Eerste Kamer volgde op 7 mei 1958. Een dag later ondertekende Koningin Juliana de Deltawet, die daarmee definitief een feit was.

In het vervolg van dit artikel wordt met 'Deltawerken' gedoeld op het West-Nederlandse deel van een veel groter zeeveiligheidsplan.

Schema

Het werk van het Deltaplan
Project Bouwperiode Functie Waterloop Plaats
Stormvloedkering Hollandse IJssel (Algerakering) 1954–1958 Stormvloedkering Hollandse IJssel Nabij Krimpen aan den IJssel, Zuid-Holland
Zandkreekdam 1959–1960 Dam Zandkreek, Veerse Dam (Oosterschelde) Tussen Noord-Beveland en Zuid-Beveland
Veerse Dam 1960–1961 Dam Veerse Dam (Oosterschelde) Tussen Noord-Beveland en Walcheren
Grevelingendam 1958–1965 Dam Grevelingen (Oosterschelde rivierarm) Tussen Goeree-Overflakkee en Schouwen-Duiveland
Volkerakdam 1957–1969 Dam Volkerak, Hollandsch Diep (Maas en Oosterschelde rivierarm) Tussen Zuid-Holland en Zeeland
Haringvlietdam 1958–1970 Dam + Spuisluis Haringvliet (arm van de Rijn en Maas) Tussen Voorne-Putten en Goeree-Overflakkee
Brouwersdam 1962–1971 Dam Grevelingen (Oosterschelde rivierarm) Tussen Schouwen-Duiveland en Goeree-Overflakkee
Markiezaatskade 1980–1983 Dam Markiezaatsmeer, Schelde-rijnverbinding Tussen Zuid-Beveland en Molenplaat
Oosterscheldekering 1960–1986 Stormvloedkering Oosterschelde Tussen Schouwen-Duiveland en Noord-Beveland
Oesterdam 1979–1986 Dam Oosterschelde, Schelde-rijnverbinding Tussen Tholen en Zuid-Beveland
Philipsdam 1976–1987 Dam Oosterschelde Tussen Grevelingendam en St. Philipsland (Philipskercke)
Bathse spuisluis 1980–1987 Spuisluis Volkerak, Markiezaatsmeer, Oosterschelde Nabij Bath
Maeslantkering 1991–1997 Stormvloedkering Nieuwe Waterweg (Rijn, rivierarm) Stroomafwaarts Rotterdam
Hartelkering 1991–1997 Stormvloedkering Hartelkanaal Nabij Spijkenisse, Zuid-Holland

Gevolgen

Nadat de Deltawerken eenmaal waren voltooid, kenden de zeearmen die geheel werden afgesloten geen getijden meer. Hiermee veranderde ook de samenstelling van de flora en fauna; zo verdwenen onder meer de mosselen, zalm en zeeforel doordat zij de rivieren niet meer konden bereiken. Doordat het ingedamde water niet meer werd ververst, verdwenen er ook veel vogels. In het nu stilstaande water kregen blauwalgen bij warm weer de gelegenheid om te groeien.

Bronnen

Wikipedia

Auteur

W. van Gorsel, 2025